Maria van de Hoeve
De geschiedenis van Maria van de Hoeve verteld door wijlen Sjaan de Bresser in 1998
Bron : Trompetter vrijdag 30 oktober 1998
“Ge kunt er een boek over schrijven”
Het kleine Maria-kapelletje aan de Groenstraat in Wintelre. Je zou het zo voorbij lopen (foto Jean-Pierre Reijnen).
(door Jeanny Wouters)
Wintelre - 'Ut hi allemal niks te betekenen, da hedde in vijf minuten gedaan,' vindt Sjaan de Bresser uit Wintelre. Gezeten aan haar keukentafel praten we over het kapelletje waar haar familie al meer dan vijftig jaar voor zorgt. 28 jaar geleden nam Sjaan die taak over van haar moeder. ledere zaterdag wordt het zand eromheen geharkt en worden er verse bloemen bij gezet. 'Dat was vroeger altijd al zo. Dan vroeg ons moeder 'wie gaat er naar 't kapelleke? Voor de bloemen en om te harken. En nu is dat nog zo.'
Het is een klein kapelletje, men noemt het ook wel een kèske. Geen gebouwtje, je kunt er niet in. Er is alleen plaats voor het Maria-beeld en wat bloemen. En eigenlijk staat het meer gericht op het huis van de buurman. 'Niemand verwacht dat het hier bij hurt. Mar 't sti op onze grond, al is het wel vur iedereen.'
Aan de Groenstraat in Wintelre staat dit Mariakapelletje, zomaar ineens langs de weg. Sjaan de Bresser herinnert zich nog hoe het vroeger was. 'Toen ik kend was, stond 't op een tipke. Langs allebei de kanten liep een zand pad. Vroeger, vur d'n brand, stond hier waar nou ons huis is, niks, liep hier een karspoor. En daor een fietspad mee een karspoor. Dur een strötje liepen we van onze boerderij nar het kapelleke. Och, as ge wilt kende er een boek over schrijven.'
Studenten
Het kapelletje is in de oorlog gebouwd door het Brabants Studentengilde. 1943 staat vermeld op de voet. 'Ons mam werkte in de kerk en pastoor Van der Heijden was toen pastoor hier. Een neef van hem, Piet van der Heijden, was student. Durrum zen die hier gekomen. Ze waren op zomerkamp bij de familie Van de Ven. Janus van de Ven is een broer van mijn moeder. Die studenten gingen elk jaar op kamp, gewoon bij mensen in de stal. Jan Naaijkens was er ook bij, en meer studenten uit Hilvarenbeek. Ze brachten stenen mee van verwoeste boerderijen en daarvan bouwden ze dit kleine stenen Maria-kapelleke. Een architect, Pierre Tooten, had een tekening gemaakt. Het verhaal gaat dat ze een koker met oorkonde door de smid lieten dichtsolderen en dat die in de fundering is gestopt. In de koker zat een lijst met alle namen van de studenten die meegewerkt hadden. Maar bij de restauratie van het kapelleke een aantal jaren geleden hebben we die koker niet gevonden,’ vertelt Sjaan. Haar man Frans, die samen met zijn zwager de restauratie regelde, vult aan: 'Er zaten grote gaten in’.
Sjaan herinnert zich van vroeger: 'Als klein kind huppelde ik in de meimaand geregeld naar het kapelleke met wat bloemkes. Dan was ik thuis aan het werken, maar in mei gingen we er vijf minuten bidden. En bloemen erbij zetten. Urst deed ons mam dat, later heb ik het overgenomen. Maar, iedereen het druk, ging werken, het leven ging voort. Niemand lette eigenlijk op dat kapelleke hier langs de weg,’ aldus Sjaan. 'Tot op zekere dag een vrouwke op een toerfiets aan de deur kwam. Later bleek dat ze regelmatig hierlangs fietste om even bij Maria te bidden. Het beeldje was gevonden op de weg, helemaal vernield, het was gelijk kapot. We wisten niet wat we ermee moesten doen. Later stuurde die mevrouw ook nog vijftig gulden in een envelop voor de restauratie van het beeld. Maar dat was niet te doen, dat was veel te duur. We wisten niet goed wat we ermee aan moesten.'
Nieuw beeld
Via allerlei omwegen kwam het nieuwe beeld er toch. 'Overal hebben we gezocht en gekeken naar een nieuw beeld. Restaureren was te duur. We zijn bij de broeders in Vessem geweest, in Den Bosch en in Boxtel bij het museum voor volksdevotie Goudeten. Via de pastoor hebben we daar toen een beeldje 'geruild. We hadden dat geld van mevrouw Rasing, de guld zou meebetalen, maar op een gegeven moment weet je niet meer hoe je het moet doen. En die man van het museum wilde eigenlijk ook geen beeld verkopen. Hij had wel interesse in oude bidstoeltjes en toevallig had de pastoor die in de verkoop. We hebben die man toen een bidstoeltje gegeven van de pastoor en de pastoor hebben we die vijftig gulden gegeven en toen was alles op zijn plaats. Het nieuwe beeldje is lang nie zo schon als wat er eerst in stond. Dat was een roodstenen Maria met kind. Ze keek mooier, vriendelijker, en haar rok viel mooi er....’
Naar later bleek werkte mevrouw Rasing voor Radio Veldhoven, en zij maakte een reportage over het kapelletje in Wintelre en het kapotte beeldje. Het bandje met de opname moet ik toch ook even beluisteren. Jules Rasing vertelt daarop: 'Het bericht van de vernieling raakte mij diep. Ik reed erheen, belde aan bij een huis. Het kapotte beeldje zat in een schoenendoos. Het hoofd van het kindje was eraf, veel stukjes....’ En uit een beschrijving van de historie die ze bij de heemkundekring haalde leest ze voor: 'Op een platte boerenwagen met paard werd het bouwmateriaal aangevoerd. Het kapelletje staat niet op de monumentenlijst. Het is een merkwaardige herinnering aan de bezettingstijd’.
Inzegening
Afijn, een nieuw beeld was geregeld. Maar het moest dan uiteraard ook opnieuw ingezegend worden. Sjaan de Bresser vertelt: 'De pastoor had het afgeroepen in de kerk. Er stonden zo'n vijftig man hier langs de weg. Ik belde mevrouw Rasing ook op; ze was ernstig ziek, maar kwam toch om een reportage te maken’. Jules Rasing vertelt voor Radio Veldhoven: 'Het is 15 november 1995, een zonovergoten zondag. Het heeft gevroren. Na de mis van 11.00 uur gaat de pastoor van Wintelre het nieuwe beeldje inzegenen in de Maria-kapel. Het oude beeldje werd in september vernield. Sjaan en Frans de Bresser en hun drie kinderen zijn erbij en oma en haar broer Janus. Een buurman draagt een gedicht voor’.
'Jan Tholen, een vrijgezel die in het huis woont dat bij het kapelleke staat, had in 1993 bij het vijftigjarig bestaan van het kapelleke een gedicht gemaakt voor het Blaaike, een huis-aan-huis-blaadje in Wintelre. Tijdens de inzegening zou hij dat gedicht voordragen, maar hij maakte hiervoor een nieuw, speciaal gedicht’. Sjaan gaat voor me zoeken in haar 'archief’ en komt met het Blaaike met het gedicht van Jan Tholen terug. Hij schrijft:
Toen er 't kapelleke vijftig jaar stond
Mijn buurvrouw heeft het kleinste huisje uit de buurt.
Zij heeft het gekregen, niet gekocht, niet gehuurd.
Haar huis heeft geen ramen, geen deuren.
Nooit heb ik haar horen klagen, nooit zeuren.
Toch zal bij haar groot en klein,
altijd welkom zijn.
Over haar en haar leven
zijn honderden boeken al geschreven.
Over de hele wereld wordt zij geroemd
In alle talen haar naam genoemd.
Bij haar kwamen koningen en wijzen uit het Oosten.
Nu is zij er om ons te troosten.
Ja, u begrijpt het zeker wel.
Haar huis is geen huis, maar een kapel.
In oorlogstijd gebouwd,
is de kapel nu 50 jaren oud.
Nu komen er geen herders op bezoek,
maar toeristen voor een fotoboek.
Maar als we in examentijd belanden,
zie je zo af en toe een kaarsje branden.
Maar gelukkig heeft Maria over haar buren niet te klagen.
Nee, ze had geen betere kunnen vragen.
Want op de Hoef werd van moeder op dochter geleerd, dat Maria met bloemen wordt vereerd.
Vele jaren is de zorg aan Jaan de Bresser toevertrouwd.
Karrenvrachten bloemen heeft zij al versjouwd.
Geen weer of wind, geen zon of regen.
Zelfs als in de winter de bloempotten in stukken vroren,
heeft zij nooit de moed verloren.
Honderden malen heeft zij Maria al bedacht,
vereerd met een bloemenpracht.
Al wat zij die vele jaren heeft gedaan,
Heeft nooit in de krant of Guiness-boek gestaan.
Jaan van mij krijg je een compliment voor de goede zorg, voor het kleine gebouwke,
maar ik hoop ook de liefde en de steun van onze lieve Vrouwke.
Scherven
Na de inzegening was er koffie voor iedereen bij de familie De Bresser. En Sjaan kreeg van de parochie een foto van haar Maria van de Hoeve, want zo heet het kapelletje officieel.
Sjaan vond het allemaal maar te veel aandacht. Er wordt ook nog een krantenartikel uit die tijd te voorschijn gehaald. 't Hi allemal niks te betekenen’, zegt Sjaan nog maar eens. ‘As er nergens in die vijftig jaren, niemand iets aan had gedaan, was het verloren gegaan. As wij d'r niks an dinne, was er niks meer geweest. Of misschien zouden dan andere mensen het gedaan hebben.'
De scherven van het oude beeld zijn er nog. Een familielid bewaart de oude schoenendoos waar ze in zitten met het plan om ze te gaan lijmen....